Het Vlaams Radiokoor nodigt in de donkerste tijd van het jaar uit tot bezinning en verstilling. Met composities die het mysterie van de geboorte van Christus jubelend vieren, of net verstild de overgang van het duister naar het licht bezingen. Van de vroege polyfonie, over meesterlijke barok tot hedendaagse composities waarin oude melodieën en moderne harmonieën versmelten tot tijdloze muziek.

Het eeuwige mysterie

“Omringd door duizenden kaarsen, grote fakkels en zilveren lampen, vullen acht koren van zangers en instrumentalisten de kerk met een grootse harmonie.” Uit deze getuigenis uit 1607 is te lezen hoe de befaamde San Marco Basiliek in Venetië er tijdens de kersttijd moet hebben uitgezien. Zo’n tien jaar eerder weerklonk er in een gelijkaardige setting het motet O Magnum Mysterium, gecomponeerd voor het hoogfeest van Kerstmis, van de Italiaan Giovanni Gabrieli (ca. 1555-1612). Die had in 1585 de taak van zijn oom overgenomen als componist van ceremoniële muziek aan de San Marco. Oom en neef waren bekend geworden met hun zogenaamde cori spezzati, waarbij ze twee of meer koren van zangers of blazers uit elkaar zetten rond het altaar of in de galerijen. Door grote homofone blokken muziek tussen de groepen af te wisselen, creëerden ze een bijzonder stereo-effect dat de grandeur van de basiliek kracht bijzette.

De kans is groot dat Giovanni Gabrieli en Orlandus Lassus (1532-1594) elkaar ontmoet en misschien zelfs samengewerkt hebben. Tussen 1575 en 1578 was Gabrieli aan het werk aan het hof van Albrecht V in München, waar Lassus als componist aangesteld was. Lassus verbleef er meer dan de helft van zijn leven en componeerde in bijna alle 16e-eeuwse genres in verschillende talen. Naast het schrijven van grootse geestelijke werken zoals missen, passies en motetten, legde hij zich ook toe op populaire genres zoals het chanson. In La Nuict Froide et Sombre, op een gedicht van Joachim de Bellay, geeft Lassus de tegenstelling tussen de donkere nacht en de opkomende dageraad sprekend weer: lage, langzame melodielijnen verbeelden het dichtvallen van de ogen en verglijden naar het einde toe in een speels en sneller contrapunt.

Ook in O Nata Lux, een motet van de Engelse componist Thomas Tallis (ca. 1505-1585), verklankt een subtiel stemmenspel het glinsteren van het licht in de ochtendschemering. Tallis werkte voor maar liefst vier Engelse vorsten. In het woelige Engeland van de 16e eeuw, waarin katholieke en anglicaanse leiders elkaar afwisselden, wist hij zich al die tijd te handhaven als ‘Gentleman of the Chapel Royal’. In 1575 verleende Elisabeth I hem en zijn leerling William Byrd (1540-1623) zelfs het monopolie op de muziekdrukkunst, en dat voor 21 jaar. In 1589 brachten Tallis en Byrd de Cantiones Sacrae uit, een bundel met 43 motetten op Latijnse tekst, waar O Nata Lux deel van uitmaakte. Ondanks de religieuze onrust in die periode, is het werk een uiting van hoop.

Ook uit de werken van Johann Sebastian Bach (1685-1750) spreekt een universeel verlangen naar licht en hoop. Zijn cantate Nun komm, der Heiden Heiland vertolkt de wereld in afwachting van de Messias, terwijl het koraal Zion hört die Wächter singen opgewonden het aanbreken van de verlossing aankondigt.

Lichtend goud

Francis Poulenc (1899-1963) werd bij het grote publiek vooral bekend door zijn luchtige en humoristische werken. Toch is het de andere kant van zijn persoonlijkheid, zijn diepe geloof en spiritualiteit, die hem inspireerde tot enkele van zijn grootste meesterwerken. De gelovige zijde van de Franse componist nam pas de bovenhand na 1936, een kantelmoment in zijn leven. Nagenoeg al zijn koorwerken en religieus geïnspireerde oeuvre dateren uit die periode. Poulenc componeerde het verfijnde miniatuur Salve Regina in 1941, aan de vooravond van een donkere periode in de wereldgeschiedenis. Door de eenvoudige vierstemmige structuur en het wiegelied-achtige ritme gaat er een diepe rust en troost van uit.

In het oeuvre van de hedendaagse componist John Tavener (1944-2013) speelt niet de katholieke, maar wel de Russisch-Orthodoxe religie een grote rol, vaak in combinatie met thema’s als eeuwigheid en oneindigheid. Een van zijn meest uitgevoerde werken is The Lamb uit 1982, een kerstcarol op tekst van William Blake. Tavener componeerde het werk voor de derde verjaardag van zijn neefje en stuurde het nadien op naar het Choir of King's College in Cambridge, voor uitvoering tijdens hun jaarlijkse Nine Lessons and Carols op kerstavond. De sobere en mystieke muziek leunt aan bij het minimalisme van Arvo Pärt (1935), en draagt bij tot het tijdloze karakter van dit korte werk.

Minstens even populair is de koormuziek van Eric Whitacre (°1970). De Amerikaanse componist oogstte ook succes met zijn project Virtual Choir, waarmee hij via sociale media de brug slaat tussen zijn muziek en het hedendaagse publiek. Voor het eerste Virtual Choir project riep Whitacre zangers wereldwijd op om een video te posten terwijl ze een partij naar keuze uit zijn compositie Lux Aurumque zongen. Daarbij konden ze een opname volgen waarbij Whitacre zelf het stuk dirigeerde. De 185 inzendingen werden één unieke video, die al meer dan een miljoen keer bekeken werd. Lux Aurumque (licht en goud) is een eendelige koorcompositie, gebaseerd op een gedicht van Edward Esch en naar het Latijn vertaald door Charles Anthony Silvestri. Het werk, dat eigenlijk bedoeld is voor Kerst, gaat over de engelen die de nieuwgeborene zachtjes toezingen.

Tussen traditie en vernieuwing

De Estse componist Veljo Tormis (1930-2017) moest het qua populariteit lange tijd afleggen tegen zijn tijd- en landgenoot Pärt. Zijn belangrijkste verwezenlijking is de integratie van oude Estse volksliederen in de hedendaagse zangcultuur. Dat deed Tormis onder andere door ze op te nemen in schoolboeken, tal van lezingen te geven en door honderden liederen van arrangementen te voorzien. Zijn Four Estonian Lullabies uit 1989 zijn hier een sprekend voorbeeld van.

En zo mondt dit kerstprogramma zachtjes uit in de traditionele kerstcarols; de ene al wat bekender dan de andere. Eentje om mee te neuriën is Jan Sandströms hedendaagse zetting van Michael Praetorius’ Es ist ein Ros Entsprungen.

Aurélie Walschaert