Op 11 september 2025 wordt de Estse componist Arvo Pärt 90. Om dat te vieren, brengt Flagey samen met verschillende koren en ensembles een ode aan het oeuvre van Estlands bekendste componist. Vier dagen lang weerklinken zijn composities in de studio’s van het iconische gebouw, met zijn muzikale en spirituele inspiratiebronnen als rode draad. Het Vlaams Radiokoor en het Kebyar Saxophone Quartet plaatsen Pärts Miserere naast een intens pleidooi voor menselijke verbondenheid van zijn tijdgenoot Giya Kancheli (1935-2019).
"Hier ben ik alleen met de stilte. Ik heb ontdekt dat het voldoende is als één enkele noot mooi gespeeld wordt. Deze ene noot, of een stille tel, of een moment van stilte, biedt me troost."
- Arvo Pärt
Tussen stiltes
Met de woorden hierboven beschreef Arvo Pärt in een interview in 1976 zijn zoektocht naar een nieuwe muziektaal, die hij de naam tintinnabuli
gaf. Daarmee verwees hij naar de melodielijnen die zich stapsgewijs ontvouwen en de drieklanken die rond deze melodie cirkelen, waardoor het lijkt alsof er kleine klokjes klinken. Alles is met elkaar in verbinding: ‘De tintinnabuli is de regel die toelaat dat melodie en begeleiding één zijn. Eén plus één is gelijk aan één, en niet aan twee. Dat is het hele geheim van die techniek’, zo verklaarde hij.
De periode rond 1980 vormde een kantelpunt in Pärts oeuvre. Vanaf dan zou hij zich vooral toeleggen op religieus geïnspireerde en vocale werken, vaak op basis van bijbelse teksten. Voor zijn Miserere
uit 1989 combineerde hij er twee met elkaar: enerzijds de verzen uit Psalm 50, waarin Koning David om vergeving smeekt nadat hij van overspel en moord beschuldigd is, en anderzijds de tekst van de Dag des Oordeels uit het Requiem. In de coda smelten beide perspectieven samen tot één stil gebed.
De structuur en de bezetting van de compositie worden volledig door de tekst bepaald. Koning Davids berouwvolle monoloog klinkt in een syllabische zetting, gezongen door solisten, terwijl het Dies Irae in volle kracht met het koor en orkest losbarst. Ook leestekens, het aantal lettergrepen of klemtonen bepalen de muzikale vorm. Op elk woord in de psalmtekst volgt een pauze, waarvan de lengte door de interpunctie is vastgelegd. Zo krijgt elk woord zijn eigen gewicht en betekenis.
“Dit werk is zo gestructureerd dat er voor elk woord één ademhaling is, alsof men na het uitspreken van elk woord zijn krachten moet verzamelen voor het volgende woord. [...] Stel je een crimineel voor die voor de rechtbank staat en, wachtend op het definitieve vonnis, nog één laatste kans krijgt om te spreken. Er rest hem weinig tijd voor deze ultieme verklaring; hij moet zijn woorden met de grootste zorg kiezen, want zijn lot hangt ervan af. Ieder woord in zijn betoog is als een klein gewichtje dat de balans van de weegschaal probeert te herstellen.”
- arvo pärt
Met zijn Miserere toont Pärt aan hoe een stilte evenveel zeggingskracht in zich kan dragen als gespeelde noten. En ondanks de uitgebreide bezetting (koor, vijf solisten, orgel en een instrumentaal ensemble van twaalf muzikanten) nodigt dit werk uit tot introspectie – een van de elementen die zijn muziek zo aantrekkelijk maken.
Van het duister naar het licht
De muziek van Pärt en Kancheli wordt vaak aangeduid met de term ‘nieuwe spiritualiteit’, muziek die het hogere verklankt maar duidelijk van deze tijd is. En er zijn nog wel meer analogieën tussen de twee componisten: allebei ontvluchtten ze hun thuisland in de voormalige Sovjet-Unie, op zoek naar meer artistieke vrijheid. Zo ruilde Kancheli Georgië in 1991 in voor Berlijn, en kon hij vanaf 1995 in Antwerpen aan de slag als huiscomponist van het Belgische Koninklijk Filharmonisch Orkest van Vlaanderen (nu Antwerp Symphony Orchestra). Zowel bij Pärt als Kancheli ging die verhuis gepaard met een evolutie van complexe muzikale structuren naar meer doorzichtige en behapbare texturen. In een interview in 1997 verklaarde Kancheli die ontwikkeling als volgt: "Wanneer je zestig bent, voel je je minder aangetrokken tot de enorme, opeengestapelde klanklagen waar je als veertiger zo van hield; je raakt benieuwd naar andere gradaties van klank."
Ondanks de vele gelijkenissen klinkt Kancheli’s muziek anders dan die van Pärt. ‘Een asceet met het temperament van een maximalist, een ingehouden Vesuvius’, zo omschreef collegacomponist Rodion Sjtsjedrin hem. Veel van zijn werken bestaan uit uitgestrekte klanken die zich rustig ontvouwen, maar dan plots onderbroken worden door krachtige uitbarstingen. Dat is ook het geval in Amao Omi – letterlijk ‘zinloze strijd' – een opdrachtwerk van het Nederlands Kamerkoor voor koor en saxofoonkwartet uit 2005. Net als in een groot deel van zijn andere werken geeft Kancheli in deze compositie uiting aan het verlangen naar een tijd en een plaats die verloren gegaan is:
‘Ik kan niet onverschillig blijven tegenover wreedheid en geweld, en misschien is dat de reden waarom mijn muziek vaak overtrokken is door melancholie. In mijn werk druk ik mijn visie uit op de kracht van de menselijke geest, die boven het immorele regime uitstijgt.’
De onrechtvaardigheid en het verdriet wil Kancheli doorbreken met schoonheid en hoop. Zo omringt het saxofoonkwartet in Amao Omi de indringende en geladen smeekbede van het koor met een zacht klanktapijt, en banen de noten zich geleidelijk aan een weg van het duister naar het licht.
Volmaakt spel van herhaling en variaties
Kancheli had een diep respect voor J.S. Bach (1685-1750); in interviews benadrukte hij dat zijn composities voor hem de ultieme uitdrukking van muzikale orde en zuiverheid vertegenwoordigen. Die transparantie is duidelijk hoorbaar in Bachs Passacaglia en Fuga in c: daarin vormt de herhaling van een basmotief het onverstoorbare fundament waarboven steeds nieuwe, ingenieus geconstrueerde variaties ontstaan.
Hoewel de compositie vaak uitgevoerd wordt op orgel, bestaan er intussen verschillende arrangementen. De talloze mogelijkheden in klankkleur en de aangeblazen tonen van het orgel komen nog het best tot hun recht in dat voor saxofoonkwartet. Aanvankelijk wordt het ostinatomotief in het lage register herhaald, maar gaandeweg klinkt het verdeeld over de sopraan-, alt-, tenor- en baritonsaxofoon. Soms verdwijnt het naar de achtergrond, om dan weer op te duiken in een verrassend register. Het volmaakte spel van herhaling en subtiele variaties zorgt voor een haast meditatieve ervaring, die veel weg heeft van de spirituele dimensie waaraan de composities van Pärt en Kancheli raken.
Aurélie Walschaert
Info concert
Beyond Silence
vrijdag 10 oktober | 20:15 | Flagey - Brussel
op het snijpunt tussen klank en stilte, tussen chaos en bezinning - met indrukwekkende muziek van Giya Kancheli en Arvo Pärt