De Duitse componist Johannes Brahms (1833-1897) was een sobere en gevoelige man. Hij stond voor ernst en traditie, en koesterde de nalatenschap van de vorige generaties componisten. Hij zag de noodzaak niet om nieuwe genres te ontwikkelen, maar koos ervoor de bestaande genres op te frissen en de moderne, romantische principes toe te passen op de vormen die al bestonden; een visie die hij demonstreerde in alle genres, van pianomuziek tot grootschalige orkest- en koorwerken.

De ontmoeting met Robert Schumann (1810-1856), een ander boegbeeld van de Duitse Romantische muziek, had een belangrijke invloed op de carrière en het leven van Brahms. Ondanks verschillen in stijl en esthetische opvattingen, ontstond een sterke muzikale en persoonlijke verwantschap tussen beide componisten.

De concertreeks Ein menschliches Requiem treeks schetst een portret van de mens Brahms, in zijn Requiem en de muziek van zijn mentor en goede vriend Schumann. In Ein Deutsches Requiem geeft Brahms een nieuwe invulling aan de traditionele dodenmis. Het is geen zwaarmoedige treurmars voor de overledenen, integendeel: de muziek biedt houvast, troost en hoop voor de levenden. Het is Brahms’ persoonlijke antwoord op de dood. De monumentale compositie voor orkest, solisten en koor die Ein Deutsches Requiem uiteindelijk werd, staat soms ver van die opzet. Des te intiemer klinkt de versie voor vierhandig piano, soli en koor. Tussen de delen van het Requiem zijn korte pianostukken uit Schumanns Kinderszenen verweven, als herinneringen aan een ver vervlogen (kinder)tijd.

“Zalig zijn zij die treuren, want zij zullen worden getroost.”
- ein deutsches requiem

Schumann: Kinderszenen

Robert Schumann werd geboren in Zwickau, niet ver van Leipzig. Zijn vader was uitgever en verkoper van boeken, en die omgeving wakkerde Schumanns liefde voor literatuur en muziek aan. Na de dood van zijn vader verhuisde de jonge Robert in 1826 naar Leipzig, waar hij zich inschreef voor literatuurstudies. In zijn vrije tijd volgde hij pianoles bij Friedrich Wieck, vader van getalenteerde pianiste Clara Wieck – die in 1840 zijn vrouw zou worden. Schumann moest zijn beginnende carrière als pianist helaas al snel opgeven door fysieke problemen aan zijn vingers, en koos dan maar voor ‘the next best thing’: schrijven en componeren. In die periode richtte hij het Neue Zeitschrift für Musik op, een muziekplatform waarin verslag werd gemaakt van de laatste ontwikkelingen in het Duitse Romantische muziekleven. Daarnaast componeerde hij tal van korte pianowerken waarmee hij enige beroemdheid verwierf.

Eén van die composities was Kinderszenen, Opus 15, een reeks van dertien lyrische karakterwerkjes voor klavier. In 1838 had Schumann een dertigtal pianostukken gecomponeerd, en daarover schreef hij naar zijn kersverse verloofde: “Misschien was het een echo van wat je ooit tegen me zei, dat ‘ik soms net een kind leek’; hoe dan ook, ik werd plotseling overvallen door inspiratie, en toen heb ik een dertigtal zonderlinge dingetjes uit mijn mouw geschud, waaruit ik er een twaalftal heb geselecteerd... Je zal ervan genieten, ook al zal je moeten vergeten dat je een virtuoos bent.” De definitieve publicatie telde uiteindelijk dertien composities, die Schumann aanvankelijk de titel Leichte Stücke meegaf. Pas later voegde hij er de huidige omschrijvingen aan toe, deze aanduidend als “niets meer dan subtiele hints voor de vertolking”. Tot vandaag hebben we er het raden naar of Schumann de werkjes schreef als heimwee naar zijn kinderjaren. Ondanks hun relatieve eenvoud zijn de composities uiterst verfijnd en poëtisch; het ene overlopend van vrolijkheid, het andere – zoals het bekende Träumerei – dan weer teder en zacht.

Brahms en Schumann: een innig verbond

In 1837 verloofde Schumann zich met Clara Wieck, maar het zou tot 1840 duren voor het koppel officieel kon trouwen. Clara’s vader keurde het huwelijk namelijk af en vorderde een rechtszaak waarin Schumann zijn emotionele en financiële stabiliteit moest verantwoorden. Schumanns geestelijke gezondheid was inderdaad wankel: hij leed aan depressies en met de jaren werd hij steeds vaker geplaagd door hallucinaties en stemmen in zijn hoofd. Zijn geestesziekte bereikte een hoogtepunt op het moment dat Brahms kennis maakte met de Schumanns. Brahms worstelde al enige tijd met zijn status als componist – tot dan toe leefde hij voornamelijk van zijn werk als pianist en dirigent – en hoopte daar met een introductiebrief van de bevriende violist Joseph Joachim verandering in te brengen. Het bezoek bleek een schot in de roos: Schumann was zo onder de indruk dat hij op 28 oktober 1853 een artikel publiceerde in het Neue Zeitschrift für Musik, waarin hij Brahms aankondigde als zijn opvolger en hem omschreef als “voorbestemd om een ideale uitdrukking aan de tijd te geven”.

Naast een professionele stimulans, vormde de ontmoeting met de Schumanns ook het begin van een innige vriendschap. Het bezoek van Brahms deed Schumann zelfs weer opleven en naar zijn pen grijpen. Maar in 1854 verslechterde zijn geestestoestand: na een mislukte zelfmoordpoging liet Schumann zich vrijwillig opnemen in een sanatorium. Daar overleed hij, nauwelijks drie jaar nadat Brahms bij hem thuis enkele werken voorspeelde. De gebeurtenis greep Brahms sterk aan, en mogelijk was dit één van de beweegredenen voor het componeren van “een soort Duits requiem”. Datzelfde jaar pende Brahms al enkele schetsen neer, waaronder een deel van een pianoduet dat hij aanvankelijk wilde orkestreren als beweging van een symfonie. Het kreeg de vorm van een treurmars, die Brahms uiteindelijk als tweede deel in het Requiem opnam. In 1861 werkte hij nog enkele bewegingen af, maar pas na de dood van zijn moeder in 1865 vond hij de tijd en moed om het werk te voltooien.

Ein deutsches Requiem: een menselijk requiem

Op 1 december 1867 ging een gedeeltelijke première van Brahms’ Requiem door in Wenen: enkel de eerste drie delen werden uitgevoerd. Enkele maanden later kon Brahms het volledige werk ten gehore brengen in de Dom van Bremen. Maar om “de geestelijken tevreden te stellen” werd de aria Ich weiß, dass mein Erlöser lebet uit Händels Messiah tussen de uitvoering toegevoegd. Het kerkbestuur had namelijk zijn ongenoegen geuit over het ontbreken van een duidelijk christelijke boodschap over de lijdensweg van Christus, en dat op Goede Vrijdag. De suggestie van koordirigent Claus Reinthaler om de tekst van het requiem aan te passen, wees Brahms van de hand. Hij had immers heel precies en bewust Duitse teksten uit het Oude en Nieuwe Testament en de aprocriefe boeken uit de Lutherse Bijbel geselecteerd. Brahms zette daarmee de traditie van de lutherse treurmuziek voort. Zoals in Heinrich Schütz’ Muzikalische Exequien uit 1636 zijn de apocalyptische taferelen uit het Dies Irae verruild voor een eerder spirituele meditatie over de dood. De verzen in Ein deutsches Requiem appeleren zo aan een universeel religieus gevoel, en laten ruimte voor een humanistische beschouwing – in een brief gaf Brahms zelf aan het woord ‘deutsches’ in de titel door ‘Menschliches’ te willen vervangen. Bovendien verschuift Brahms de focus van de lijdensweg van de overledene naar de achterblijver die rouwt.

Na de uitvoering in Bremen voegde Brahms nog een deel voor sopraan solo toe achter het vierde deel. Waarschijnlijk had hij deze beweging al eerder grotendeels gecomponeerd, maar kon hij de precieze plaatsing en uitwerking van dit onderdeel pas helemaal inschatten na het horen van het volledige werk. De definitieve zevendelige structuur van Ein deutsches Requiem voelt hierdoor heel organisch aan. In de eerste drie delen staat de zoektocht naar troost en de vergankelijkheid van de mens centraal. Daarop volgt een verstilde passage, met als hoogtepunt het beeld van de troostende moeder in de vijfde beweging. Na een korte dodendans en het overwinnen van de dood in het zesde deel, maakt Brahms de cirkel rond in het slotdeel, met de woorden “Heilig zijn de doden”.

En zo ging de definitieve versie van Ein deutsches Requiem, na een compositieproces van meer dan tien jaar, op 18 februari 1869 in première in het Leiziger Gewandhaus. Het werd één van Brahms’ grootste successen, waarmee hij de voorspelling van Schumann liet uitkomen. Al vrij snel kwam ook een versie van het Requiem voor piano vierhandig uit. Brahms had deze al voorzien in januari 1869, op vraag van zijn uitgever. Het was in de 19de eeuw immers de gewoonte om van symfonische werken een pianoreductie uit te brengen, om zo het werk sneller te kunnen verspreiden. Bij de transcriptie behield Brahms de passages voor koor en solisten integraal. De boodschap van zijn menselijke requiem klinkt in deze gedaante nog helderder en breekbaarder; als een liefdevolle mantel van troost en dankbaarheid voor wat was.

Toelichting door Aurélie Walschaert

Info concert