Geheiligd doorheen de geschiedenis

Het motet is misschien niet het meest mediagenieke genre van de klassieke muziek. Geen solisten die de spotlights opzoeken, geen dramatische verhaallijnen of orkestrale climaxen. Maar wie goed luistert, merkt hoe de ongrijpbare vorm zich stiekem als een rode draad door de muziekgeschiedenis weeft.

Ongrijpbaar, omdat het motet o zo moeilijk af te bakenen valt. “Er is geen enkele reeks kenmerken om het in het algemeen te definiëren,” zo vat een heel arsenaal onderzoekers het in het toonaangevende naslagwerk The New Grove samen. Een “stuk muziek in verschillende delen met woorden,” is volgens musicoloog Margaret Bent, in de Companion to Medieval & Renaissance Music, de meest precies mogelijke omschrijving.

Door de jaren heen is het genre dan ook grondig geëvolueerd. Oorspronkelijk bedoeld binnen de liturgische context, werd het motet al snel een seculier stuk muziek. Weliswaar veelal – maar niet uitsluitend – gebaseerd op een religieuze tekst, meestal bijbelverzen.

het motet & Heinrich Schütz

Heinrich Schütz bouwt dus voort op een al eeuwenoude traditie wanneer hij aan het begin van de 17de eeuw met het motet aan de slag gaat. De componist heeft net de reis van zijn leven gemaakt: van zijn geboortestreek Saksen naar het zonnige Venetië, waar hij bij Giovanni Gabrieli het vak leert. De invloeden van Schütz eerste en enige leermeester hoor je in het vroege werk Quid commisisti, een aangrijpende meditatie op het lijden van Christus. De tekst is nog in het Latijn geschreven, en stilistisch heeft het werk duidelijk wat Italiaanse flair: dramatisch, chromatisch, met dissonanten die de pijn en het berouw bijna tastbaar maken.

Maar Schütz zoekt al snel zijn eigen weg, en zal vooral in zijn latere Duitstalige motetten zijn stempel op de geschiedenis drukken. Hij maakt de tekst verstaanbaar – zowel letterlijk als muzikaal – en doet dat met een retorische flair die hem tot de “vader van de Duitse kerkmuziek” maakt. In Stehe auf, meine Freundin, op tekst uit het Hooglied, klinkt de liefde voor Christus als een zachtaardige, bijna aardse omhelzing. Mit dem Amphion zwar is dan weer een speels gelegenheidsstuk, waarin geleerdheid, poëzie en bijbelse verwijzingen vrolijk door elkaar lopen. En O lieber Herre Gott toont Schütz op zijn meest compact en doorleefd: één kort gebed, één grootse emotie.

het motet & de Bach-familie

Wie wil begrijpen hoe het motet daarna verder evolueert, moet door de familiealbums van de Bachs bladeren. Niet meteen naar Johann Sebastian, maar eerst een stapje terug op de stamboom, naar de man die hij later zijn “profunde Onkel” zal noemen: Johann Christoph. Diens Fürchte dich nicht is een minder bekende parel. De muziek is eenvoudig, maar expressief. De tekst troostend, maar zonder sentiment. Het lijkt alsof deze Johann Bach zich bewust is van de grenzen van de vorm – geen grootse architectuur hier, maar een subtiele omlijning van een bijbelvers. Toch zijn het precies die ingetogen werken die later zo'n diepe indruk zullen maken op de jonge Johann Sebastian.

Hij trekt de motetvorm resoluut naar zijn hand. In Komm, Jesu, komm hoor je alles wat Bach tot Bach maakt: het polyfone vakmanschap, de spirituele diepgang, de theologische symboliek. De tekst – uiterst uitzonderlijk geen psalm maar een stanza uit een gedicht van Paul Thymich – mijmert over de dood als bevrijding. Bach schrijft geen klaagzang, maar een troostvol afscheid. De structuur is helder: een vrije openingspassage, bijna als een persoonlijke zucht, gevolgd door een tweede, fugatisch deel, dat uiteindelijk uitmondt in een bijna dansbaar menuet op de woorden “Du bist der rechte Weg”. Bach toont in die veelzijdigheid dat het motet meer kan zijn dan een kerkelijk tussendoortje.

“(Het motet) leent zich tot introspectie, tot verstilling, maar ook tot subtiele grootsheid. Geen wonder dat ze telkens weer opduikt wanneer componisten écht iets te zeggen hebben.”
- jasper croonen

het motet door generaties heen

Na Bach valt het lang stil. De motettraditie verliest terrein aan grotere vocale vormen, aan de opera, aan de koorsymfonie. In de romantiek zijn gezangen bovendien steeds minder spiritueel, en eerder op wereldlijke poëzie gebaseerd. Tot Felix Mendelssohn het genre in de 19e eeuw weer oppikt. Mendelssohn, die zelf nauwelijks religieus werd opgevoed, maar zich wel met hart en ziel op de protestantse muziektraditie stort, zet in Warum toben die Heiden Psalm 2 op muziek.

“Waarom woelen de volken en zinnen de natiën op ijdelheid? De koningen der aarde scharen zich in slagorde en de machthebbers spannen samen tegen de Here en zijn gezalfde: Laat ons hun banden verscheuren.”

Bij Mendelssohn klinkt die dreigende tekst in de gespannen polyfonie, scherpe ritmes en strakke imitaties. Toch is er hier geen spoor van barokke bombast. Alles blijft helder, afgewogen, klassiek. Het motet wordt hier niet heruitgevonden, maar wel opnieuw serieus genomen.

Nog een generatie later is het Johannes Brahms die teruggrijpt naar het motet, al doet hij dat op geheel eigen wijze. In zijn Fest- und Gedenksprüche laat hij drie teksten uit het Oude en Nieuwe Testament klinken. De componist schreef het jubelende werk naar aanleiding van zijn erkenning als ereburger van zijn geboortestad Hamburg. Daardoor ademt de muziek een zekere statige kracht. Maar Brahms zou Brahms niet zijn, als daar geen dubbele bodem in zat. Achter het monumentale karakter schuilt een dosis melancholie, alsof de componist met deze bijbelverzen ook een wereld probeert vast te houden die langzaam verdwijnt. Het Hamburg uit zijn jeugd bestaat niet meer, misschien kijkt hij daarom ook muzikaal over zijn schouder. Als om de luisteraar duidelijk te maken: kijk wat we verloren zijn geraakt.

Zo blijft het motet – ook vandaag trouwens, met componisten als Arvo Pärt en Morten Lauridsen – vooral een tijdloze vorm waarin de componisten het leven in al zijn uitdagingen proberen te vatten. Het is geen toeval dat zoveel motetten thema’s als dood, troost en verlossing bezingen. De vorm leent zich tot introspectie, tot verstilling, maar ook tot subtiele grootsheid. Geen wonder dat ze telkens weer opduikt wanneer componisten écht iets te zeggen hebben.

tekst van Jasper Croonen

Info concert