Aan het einde van zijn leven schreef de gevierde operacomponist Gioachino Rossini (1792-1868) zijn Petite Messe Solenelle. Een oudedagszonde, zo noemde hij het zelf.

En één van de weinige werken die hij niet voor de grote bühne componeerde. Integendeel, de salonmis valt op door haar intieme en bijzondere bezetting.

Ze verenigt Rossini’s gevoel voor humor en dramatiek, religieuze elementen en vooruitstrevende harmonieën in een anderhalf uur durend meesterwerk.

Op het einde van de partituur van zijn Petite messe solennelle schrijft Rossini de volgende opdracht: ‘Bon Dieu, la voilà terminée, cette pauvre petite messe. Est-ce bien de la Musique Sacrée, que je viens de faire ou de la Sacrée Musique? J’étais né pour l’Opera buffa, tu le sais bien! Peu de science, un peu de coeur, tout est là. Sois donc Béni, et accorde-moi le Paradis’.

Wie deze ironische woorden van Rossini overweegt en de Petite messe solennelle aandachtig beluistert, kan niet anders dan tot de conclusie komen dat de oude meester uit Pesaro een schalkse neus zet naar al zijn - vooral jongere - tijdgenoten muzikanten en componisten, en dat hij aan iedereen wil bewijzen dat hij de beste is, de grootste onder de levende componisten, en dat zijn faam van weleer zeker niet alleen maar op fabeltjes berust.

De Petite messe solennelle - religieus of niet, het doet er niet toe - is inderdaad een meesterwerk van zeldzaam niveau.

De partituur is rijkelijk voorzien van opmerkingen - op dit gebied lijkt Rossini wel een voorloper van Satie!

Boven het prachtige Kyrie, dat gebouwd is op een steeds terugkerend basmotief, schrijft hij: ‘Dès le début, on sent la griffe du lion.’

Voor het Gloria: ‘Il n’y a pas de mots dans la langue pour donner une idée de la foudroyante majesté de l’attaque du Gloria’.

Het Cum sancto Spiritu, duidelijk beïnvloed door Bach (voor wie Rossini een grote bewondering had), krijgt volgende opmerking mee: ‘Une fugue, mais quelle fugue, grand Dieu! Depuis qu’il y a sur la terre des fuguistes, on n’en vit jamais de pareille’.

Leuk zijn ook de tempoaanduidingen van het Credo, o.a. ‘Allegro Cristiano’, en de constatatie bij de Prélude Religieux pendant l’Offertoire: ‘C’est de l’art allemand poli par un italien’.

Rossini orkestreerde de Petite messe solennelle in 1867, maar prefereerde de oorspronkelijke, intiemere versie. De twaalf zangers symboliseren de twaalf apostelen en het is niet zonder ironie dat Rossini in de inleiding schrijft: ‘Seigneur, rassure-toi; j’affirme qu’il n’y aura pas de Judas à mon déjeuner et que les miens chanteront juste et ‘con amore’ les louanges et cette petite composition qui est, hélas, le dernier péché de ma vieillesse’.

Info concert